Men dacht altijd dat Viooltjes, op de slaap gebonden, slaapverwekkend en kalmerend waren. De Grieken legden viooltjesbloemen op hun voorhoofd of droegen viooltjeskransen om slaap op te wekken, hoofdpijn en katers na dronkenschap te bestrijden, woede te bedaren en het hart op te vrolijken.
In de 9e eeuwse Codex sangall staat al beschreven dat men tegen hoofdpijn het hoofd moet instrijken met een viooltje, en op papier het volgende moet schrijven: “emigranius grani, oranio ani, onio ioo”.
Het geloof dat de eerste viooltjes bijzonder helend zijn, blijkt al uit een zestiende-eeuwse receptenverzameling uit een Brussels antidotarium: “Om niet te verzwakken. Wanneer je een Viooltje ziet, pluk de bloem met de middenvinger, en verslind gretig een eerste bloem, daarna een tweede en een derde. Zovele jaren als je dit zult gedaan hebben, zal je niet ziek zijn”.
Het Viooltje wordt al rond 460 voor Christus genoemd door Hippocrates om vochtophopingen te verdelen over het lichaam. Het Driekleurig Viooltje wordt echter pas sinds 1500 als geneesmiddel gebruikt. Matthijs de Lobel schrijft in 1581 al: “Daerom ist zeer behulplich den ghenen die eerst cort van aessem ende van borst gheworden zijn / ende teghen besiecktheydt van de ionghe kinderen / met de materie uyt te druyven. Oock ist zeer goedt teghen de cortsen. Pensee-cruydt gheneset ieucksel ende craeuwagie / ende neemt wecht de ghebrecke vander huydt. Oock trecket tsamen de vuyle en quade zeericheden met een lijmicheydt die vande Wael-wortel ghelijck.
Laatste Reacties